Cultuurhistorie


Bepalend voor dit deelgebied zijn drie zones, die parallel aan elkaar liggen en die samenvallen met de ondergrond: de hoge Hondsrug, het lage Hunzedal (beiden ontstaan in de voorlaatste ijstijd) en een reeks randveenontginningen.

De hoofdstructuur van de Hondsrug wordt hoofdzakelijk bepaald door een keten van esdorpen en essen van noord naar zuid over de rug, afgewisseld met grote, zich scherp aftekenende bossen. De continue bewoningsgeschiedenis vanaf de prehistorie blijkt uit de grote dichtheid aan hunebedden, grafheuvels en celtic fields, die, net als de esdorpen, zijn verbonden aan doorgaande routes die sinds de prehistorie over de Hondsrug lopen.

Toen de esdorpen hun vaste plek kregen in de Middeleeuwen werd de basis gelegd voor de huidige ruimtelijke structuur op de Hondsrug. Van daaruit werd vanaf ongeveer 1400 een begin gemaakt met de randveenontginningen door de kolonisatie van de zandrug aan de oostrand van het Hunzedal.

Na 1900, tijdens de omvorming van de heidevelden en zandverstuivingen, is op de Hondsrug op grote schaal bos aangeplant door Staatsbosbeheer en georganiseerd in boswachterijen. Het tot dan toe open esdorpenlandschap krijgt een groter contrast tussen open en besloten delen. Na 1950 ontwikkelen de boswachterijen steeds meer een toeristische functie, waarbij recreatieterreinen zijn ingepast en wandelpaden zijn uitgezet.

Het Hunzedal contrasteert met de Hondsrug als laaggelegen, open en nagenoeg onbebouwd gebied.

De wegdorpen van de randveenontginningen vormen met hun sobere Oldambster boerderijtype een langgerekt bewoningslint, dat de grens markeert tussen het Hunzedal en de grootschalige veenkoloniale ontginningen.

Emmen, oorspronkelijk een esdorp op een uitloper van de Hondsrug, ontwikkelde zich na de Tweede Wereldoorlog tot een vooral naooorlogs geplande stad. Rondom de oude kern van het esdorp ligt een krans van woonwijken en industriegebieden die representatief zijn voor de opeenvolgende fasen in het naoorlogse planningsdenken.