Cultuurhistorie


Het landschap van de Drents-Groninger veenkoloniën valt op door de rechte lijnen en de rationele inrichting, de grote open ruimten, onderbroken door ijle bebouwingslinten.

Alles lijkt op de tekentafel tot stand gekomen; het orthogonale en hiërarchische stelsel van kanalen, monden en wijken, aangelegd voor de veenontginning, en de lintdorpen, geplaatst in een rechtlijnig stelsel van verkavelingen met bebouwing, waterwerken en beplanting.

Dé richtinggevende lijn is de Semslinie, die begin zeventiende eeuw als grens met de provincie Groningen is getrokken, tussen de Martinitoren in de stad Groningen en Huis ter Haar bij Musselkanaal. Zowel het Annerveensche kanaal als het -Groninger- Stadskanaal en het Musselkanaal (vanaf begin negentiende eeuw de basis voor de Drentse 'monden') zijn parallel hieraan aangelegd. In een relatief korte periode is een productielandschap ontwikkeld vanuit een open en leeg veengebied, doorsneden door een enkele veenloop.

Binnen het gebied kan onderscheid gemaakt worden tussen de vroege ontginningen vanuit Annerveenschekanaal en Eexterveenschekanaal met één hoofdkanaal met lintbebouwing als ontginningsas, en de latere grootschaliger ontginningen vanuit ‘de monden' als meerdere parallelle ontginningsassen, aangesloten op het Stadskanaal, met onderlinge variaties in enkel- en dubbelkanaalsystemen.

Op de dalgronden van de Veenkoloniën beoefenden de boeren aanvankelijk het gemengde bedrijf, waarbij de veeteelt in dienst stond van de akkerbouw. Na de introductie van de kunstmest, aan het einde van de negentiende eeuw, kwam het accent vooral op de akkerbouw te liggen. Graan, suikerbieten en (fabrieks)aardappelen waren de belangrijkste gewassen die de boeren verbouwden. In de negentiende eeuw vestigden zich de kenmerkende veenkoloniale industrieën in het gebied, de aardappelmeel- en strokartonfabrieken. In het landschap zijn nog enkele aardappelvloeivelden te zien.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft de schaalvergroting in de landbouw zijn sporen in het gebied achtergelaten (Herinrichtingswet 1983). Deze heeft de perceelsstructuur en het wijkenstelsel niet wezenlijk veranderd. Wel zijn veel kanalen gedempt en zijn de zwetsloten en dwarssloten verdwenen. Er zijn nieuwe verbindingswegen aangelegd, maar in de meeste gevallen is de veenkoloniale structuur goed herkenbaar gebleven. Op verschillende plaatsen zijn bospercelen ingepast. De kernvorming in de dorpen, maakt inmiddels plaats voor uitbreidingsvormen die beter binnen het systeem van haaks op elkaar staande lijnen vallen.