Jonge heideontginningen

Op de heidevelden, die op de meest schrale gronden te vinden waren, graasden de schapen en werden plaggen gestoken. De plaggen werden gebruikt om, al dan niet in combinatie met mest uit de potstallen de vruchtbaarheid van de akkers te vergroten. Aan het eind van de negentiende eeuw was de boer door het gebruik van kunstmest niet langer aangewezen op mest en plaggen. Hierdoor werd het evenwicht tussen het oppervlak bouwland en het areaal heide verbroken. Dit leidde ertoe dat grote delen van de heidevelden werden ontgonnen en werden omgezet in landbouwgrond of bos. De ontginningen aan het eind van de negentiende en het begin van deze eeuw werden bevorderd door de opleving in de landbouw, die volgde op de diepe agrarische crisis van de jaren zeventig en  tachtig van de negentiende eeuw. In de Kop van Drenthe heeft de ontginning van de "velden" vooral in de twintigste eeuw plaatsgehad.