Archeologie


Wie de gemeentelijke archeologische kaarten van dit gebied bekijkt, ziet in een oogopslag de lange lijnen in het landschap: de noordwest-zuidoost lopende Hondsrug, het meters lager liggende,brede beekdal van de Hunze, het ritmische lint van esdorpen met hun bijgehorende essen en voormalige woeste gronden die sinds het begin van de vorige eeuw vooral zijn omgezet in landbouwgronden en staatsbossen. En bovenal ook het lint van zichtbare prehistorische monumenten; hunebedden, grafheuvels en Celtic fields.* De bijzondere prehistorische route die hier ooit heeft gelopen, is aan de hand van deze relicten nog goed traceerbaar, met name in het grote rijksmonument De Strubben- Kniphorstbos, op het landgoed Terborgh tussen Anloo en Eext en in het Valtherbos bij Emmen. Archeologisch onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat de territoria van de esdorpen die overal in het gebied vanaf de middeleeuwen tot de negentiende eeuw door markestenen, bomen, greppels en dergelijke zijn gemarkeerd, vermoedelijk teruggaan tot in de late prehistorie.

Hunebedstenen in de kerk van Odoorn, Bron: H. DekkerDe Hondsrug is van oudsher bij de prehistorische mens in trek geweest. Alle voorwaarden om er een succesvol en permanent bestaan op te bouwen, waren er voorhanden. Dichte loofwouden die bouwmaterialen leverden voor de bouw van boerderijen en schuren, voldoende zoet water in de beken, wild om op te jagen en vruchtbare bodems die geschikt waren voor akkerbouw. Op deze scherpe gradiënt van hoog naar laag, staken de reuzenstenen die tijdens de ijstijden met het landijs waren meegevoerd uit de steile kanten van de Hondsrug, zich openlijk aanbiedend voor de bouw van hunebedden.

De oudste bewoning in het gebied is terug te vinden op de zandruggen en -koppen in het beekdal van de Hunze waar in de oude en midden-steentijd nomadische jagers-verzamelaars hun kampementen opsloegen, die zijn terug te vinden als zogenaamde vuursteenvindplaatsen.

De Hunze is een voorbeeld van een beekdal dat sterk is aangetast, maar waar toch nog archeologische waarden verwacht kunnen worden. De vele voorden die bij natuurontwikkeling en beekhermeanderingsprojecten worden aangesneden, zijn hier een goed voorbeeld van. Deze uit veldkeien en houten palen opgebouwde beekoversteekplaatsen door de Hunze zijn lastig te dateren. Vondsten tussen de keien duiden erop dat sommige wellicht tot de prehistorie teruggaan.

Beverburcht Spijkerboor 11-04-12 (1)_web

Veel valt er ook te leren van het paleo-ecologisch materiaal dat uit de natte context van de beken, beekdalen en veentjes afkomstig is. Zo werd in 2005 uit het Zuidlaardermeer, in de middeleeuwen ontstaan ter plaatse van de Hunze, een beverschedel en wilgentakken met knaagsporen opgebaggerd die respectievelijk uit de ijzertijd en de Romeinse tijd bleken te dateren. Archeologisch is de bever vanaf de midden-bronstijd tot in de vroege middeleeuwen terug te vinden in het Drentse landschap. Net als voor de Amerikaanse pelsjagers uit de negentiende eeuw, moet de bever voor de prehistorische mens een begerenswaardige prooi zijn geweest. Behalve pels, leverde hij vlees, botten en tanden. Van zijn indrukwekkende snijtanden konden gereedschappen en sierraden worden gemaakt.