Natuurwaarden in gras- en hooilanden
In beekdalgedeelten met kleinschalige landbouw, weinig tot geen drainage en relatief ondiepe ontwatering, komen in sloten en slootranden soorten voor die van oorsprong in beekdalen voorkomen. Met uitzondering van het Reestdal komt deze voor natuurwaarden gunstige omstandigheden weinig in het deelgebied de
lage landen voor. Kleine valeriaan, gebonden aan permanent vochtige grond, heeft zich in de beekdalen van Wold Aa en Oude Diep nog weten te handhaven. De soort heft het wel moeilijk en het aantal exemplaren neemt af.
De graslanden langs de Oude Vaart zijn voornamelijk sterk bemeste beemdgras-raaigrasweiden. De slootranden zijn plaatselijk nog rijk aan zeggensoorten. In het water groeien verschillende soorten kleine fonteinkruiden.
In het Reestdal komen ook buiten de reservaatgraslanden bijzondere grasland en beekdalsoorten voor, zoals grote zeggesoorten, Stijf struisriet en Grote pimpernel. Vochtige, open graslandgebieden hebben een speciale betekenis voor de fauna. De beekdalen van Oude Vaart, Ruiner Aa en Koekanger Aa en de polders van Nijeveen en Veendijk waren van belang als weidevogelgebied en als overwinteringsgebied voor ganzen en zwanen. Een deel van de Oude Vaart is eveneens van belang als overwinteringsgebied voor steltlopers, ganzen en zwanen. De graslanden en de daarin gelegen sloten vormen een leef- en voedselgebied voor veel dieren. De Purperreiger broedt in De Wieden en foerageert in de omgeving van Nijeveen *.