Heide- en stuifzandgebieden en vennen
Van bijzondere betekenis zijn de grote heidegebieden het Ballooërveld en het Witterveld. De landschapsecologische relatie tussen het Balloërveld en de beekdalen is zeer waardevol. Het Ballooërveld fungeert als voedselarm inzijggebied voor een groot deel van de middenloop van de Drentsche Aa. Binnen het Witterveld, aangewezen als Natura2000-gebied, ligt een zeer bijzonder hoogveen met zeldzaam berkenbroekbos.
Daarnaast liggen her en der ook kleinere heideterreinen die, vooral door de binding met aangrenzende levensgemeenschappen, vaak veel zeldzame planten- en diersoorten herbergen. Van de circa 870 vennen en veentjes in Drenthe liggen er ongeveer 250 in het Drentsche Aa-gebied. De grootste concentraties zijn te vinden in de grote vochtige heidevelden, de zandverstuivingen en de boswachterijen. Van een aantal plantensoorten van vennen en veentjes vormt Drenthe het zwaartepunt van de landelijke verspreiding. Vooral de vennen en veentjes met goed ontwikkelde hoogveenvegetaties met soorten als Kleine veenbes, Tengere heideorchis en Lavendelhei zijn internationaal van grote betekenis. Uiterst zeldzame vennen met een matig voedselrijk (mesotroof) karakter die gevoed worden door grondwater zijn te vinden in de boswachterijen Hooghalen en Grolloo. Hier komen Veenhooibeestje en Veenbesparelmoervlinder nog voor.