Veenontginningen Hollandsche Veld Alteveer
De kanalen (opgaanden) die als ontginningsassen dienen, zijn weliswaar verbonden met de (verlengde) Hoogeveensche vaart, maar niet volgens een vast geometrisch systeem op de vaart georiënteerd. De bebouwingsstructuren in het gebied, langs assen en in clusters rondom verbijzonderingen, zijn geleidelijk gegroeid na de veenafgraving, met de vestiging van individuele boeren. Veenarbeiders vestigen zich als turfgravers overal verspreid in het gebied. De arme dalgrond werd onbewerkt door de turfgravers achtergelaten waardoor het gebied geen voortvarende grootschalige ontwikkeling doormaakte. Het gevolg is de tegenwoordige ruimtelijke structuur, die vooral als kleinschalig, open en divers kan worden gekarakteriseerd. De meeste kanalen zijn gedempt. Doordat grootschalige ruilverkaveling in dit gebied is uitgebleven, is de smalle kavelstructuur nog herkenbaar.
In het gebied van het Hollandsche Veld tonen de veenbossen en de houtwallen een patroon dat de langgerekte kavelstructuur herkenbaar houdt. De bospercelen volgen de oost-west lopende kavelrichting, de smalle uitlopers vormen een rafelige rand. Ze weerspiegelen de geschiedenis van de periode ná de veenafgraving: in de achttiende eeuw komt vanonder het veen de arme zandgrond tevoorschijn, die moeilijk in cultuur te brengen blijkt. Daarom zijn grote delen eerst bebost, om pas veel later perceelsgewijs weer voor landbouw gebruikt te worden.
De karakteristiek van Alteveer, ten zuiden van Hoogeveen, wordt bepaald door de splitsing van de opgaande, in het zuiden. Hier stuitte men bij het graven van het -tegenwoordig gedempte- kanaal op een zandrug.
In de negentiende eeuw vindt een tweede ontginningsgolf plaats. Ten noordoosten van Hoogeveen sluit men aan op de verlengde Hoogeveensche vaart en begint men vanuit dit kanaal de ontginning. Bij de aansluitingen ontstaan kernen. Opvallend is dat de oude markegrenzen belangrijke achtergrenzen vormen voor de percelen. Dit geldt ook voor de ontginningen ten oosten van het Hollandsche Veld. Dit verklaart de blokvorming en de verspringing van ontginningsassen die op foto's en kaarten nog goed zichtbaar is. Zuidoostelijk in het gebied ligt ook de uit de zestiende eeuw stammende randveenontginning Steenwijksmoer.