Mepel
Meppel vormt een natuurlijk knooppunt van waterwegen die nog zichtbaar door de stad lopen en ideaal waren voor de turfafvoer. Hieraan dankt het zijn ontwikkeling in de Middeleeuwen tot handelspoort van Drenthe. De waterlopen bepalen de ligging van kades, pakhuizen en markten in de historische binnenstad. In de binnenstad zijn naar verwachting nog veel bouw- en ondergrondse sporen van de ontstaansperiode verborgen.
Vanuit Meppel worden in de zeventiende en achttiende eeuw de twee belangrijke kanalen voor Drenthe aangelegd: de Hoogveensche Vaart en de Drentsche Hoofdvaart. Van groot belang voor deze laatste is de doorgraving geweest van het Meppelerdiep over de Bult naar de Drentsche Hoofdvaart, waardoor een groot deel van de scheepvaart niet meer door het centrum voer. In de negentiende eeuw krijgt ook de Hoogeveensche vaart buiten de stad om een nieuwe aansluiting op het Meppelerdiep.
De economische bloeiperiode tussen 1870 en1940 brengt de aanleg van spoorlijnen en autowegen naar Meppel. De nieuwe infrastructuur bevestigt en verstevigt Meppels centrumfunctie voor de export van boter en eenjarige biggen naar Engeland. De nieuwe infrastructuur leidt ook tot de vestiging van industrieën rond de stad, de aanleg van nieuwe woonwijken en parken om de bevolkingsgroei op te vangen. Het Wilhelminapark en de aangrenzende villabebouwing is een kenmerkend voorbeeld.