Bisschoppelijk hof Calthorne

Uit schriftelijke bronnen weten we dat de hof Calthorne privé-bezit was van de bisschop van Utrecht en de opbrengsten van het landbouwbedrijf dus zijn eigen beurs spekten en niet zozeer de schatkist van het Bisdom van Utrecht. De hof was begin dertiende eeuw in leen gegeven aan Hugo Sturm, een dienaar van de bisschop (ministeriaal). Deze woonde, blijkens de archeologische gegevens op een omgracht en omwald erf van ca. 100 bij 170 meter waarop een enorme boerderij van 50 bij 17 meter, een schuur van 28 bij 6,5 m en een aantal spiekers (opslagschuurtjes op palen) stonden. Vanuit de boerderij liep een veedrift naar de hooi- en weidegronden in het beekdal van de Kwasloot. Deze beek was toetertijd bevaarbaar voor kleine boten en kwam ten zuiden van de hof samen de Wapserveensche Aa die via Steenwijk toegang tot markten in het westen bood. In de zuidoosthoek van het erf lag een grote moestuin waarvan zich de ontginningsgreppels nog in de bodem aftekenden. Door de bijzondere ligging van het erf op de rand van een vochtig beekdal was het aanwezige organisch materiaal voor archeologische begrippen nog in zeer goede conditie. Zo bleken zowel van het woonstalhuis als van de grote schuur resten van houten palen bewaard gebleven. De kapdatum van dit hout kon door middel van dendrochronologisch onderzoek  gedateerd worden rond 1150 en 1134  n.Chr.  Dendrologie bestudeert de jaarringen van bomen op basis waarvan de ouderdom/kapdatum van hout kan worden bepaald.[zie  M.G. Lindeboom en N. van Malssen et al. (2009];  H.R. Reinders, in: Nieuwe Drentse Volksalmanak 2005; J.B. Hielkema et al., in Nieuwe Drentse Volksalmanak 2005.]