Infrastructuur van spoor-, weg en waterwegen

De ontwikkeling van Meppel was in hoge mate verbonden met de aanleg van nieuwe infrastructuur. Aan zuidzijde van de nederzetting werd in 1626-27 de Hoogeveensche Vaart gegraven van Meppel tot in de venen bij Hoogeveen. In de achttiende eeuw volgde de Drentsche Hoofdvaart (1767-80). In 1861 werd de Hoofdvaart als Noord- Willemskanaal naar Groningen doorgetrokken. De aanleg van deze vaarten zorgde voor een nauwe betrokkenheid van Meppel bij de Drentse verveningen en stimuleerden de scheepvaart. In 1809 werd Meppel tot stad verheven. In 1851 werd een nieuwe loop van de Hoogeveensche Vaart gegraven. Op de verbreding van het Meppelerdiep (1860) volgde de vergroting van de Meppeler schutsluis en de aanleg van de Stoombootkade (1880). De stad kreeg spoorverbindingen met Zwolle en Leeuwarden (1868) en Groningen (1870). De industrie vestigde zich vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw vooral langs de spoorlijn, het Meppelerdiep en de Drentsche Hoofdvaart.