Biodiversiteit én Boer


Verbetering van de biodiversiteit en van gezonde productie start bij de bodem en het bodemleven: de basis van de voedselketen. Een florerend bodemleven zorgt ervoor dat de bodem beter vocht vasthoudt, maakt planten minder vatbaar voor ziekten en heeft een positief effect op ondergrondse én bovengrondse biodiversiteit.

Een ruime gewasrotatie is het toverwoord.

Door percelen van twee of meer boeren bij elkaar te brengen, roteren er meer verschillende gewassen over een groter areaal grond

Stel: de akkerbouwer teelt normaal drie gewassen op zijn areaal en de melkveehouder heeft gras en maïs op zijn land staan, dan kunnen zij door grond onderling te ruilen, een rotatie maken waarbij al deze vijf gewassen een rol hebben. Iedere ondernemer teelt dan nog steeds hetzelfde areaal van zijn gewassen, maar eenzelfde gewas komt dan minder vaak op hetzelfde stuk land. Dit is goed voor de bodem en het zorgt er ook voor dat de ziekte- en onkruiddruk lager wordt. De boer hoeft daardoor minder gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.

Gras als nuttig rustgewas

Verschillende gewassen in het teeltplan hebben elk een eigen functie. Gras bijvoorbeeld, is voor de bodem een rustgewas en voegt veel organische stof toe. Maar voor de akkerbouwer is het geen renderend gewas. Voor de veehouder is gras juist een noodzakelijk gewas. Zo wordt er op dat perceel nog wel normaal rendement gemaakt en kan  de boer zijn rente en aflossing over de grond betalen én een inkomen verdienen. Tegelijkertijd krijgt de bodem extra verzorging door het gras.

Alle maatschappelijke opdrachten in één

Tijdelijk gras is zo de sleutel tot verbeterde zuurstofvoorziening, waterbergend vermogen, biodiversiteit en CO2-opslag in de bodem. Dat is belangrijk voor zowel akkerbouwer, veehouder als natuur.