KRW is stimulans
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel dat alle landen in de EU de waterkwaliteit op orde brengen en geeft daarvoor ook termijnen. De KRW is daarmee voor de Nederlandse waterbeheerders een krachtige stimulans om het werken aan schoon water grondig en tijdig aan te pakken.
Uitgangspunten van de KRW:
- Brede aanpak: schoon water vraagt zowel aanpak van chemische stoffen in het water als een goede, veerkrachtige leefomgeving voor vissen, waterplanten en andere waterdieren en organismen. Voor grondwater is niet alleen een goede kwaliteit van belang, maar ook de aanwezigheid van voldoende water.
- Kijken naar hele stroomgebied: water houdt zich niet aan grenzen van gemeenten, waterschappen, provincies of landen. Goed waterbeheer vraagt dus om samenwerking, binnen Nederland en met de ons omringende landen.
- Geen afwenteling: zelf de problemen in eigen gebied oplossen, problemen niet exporteren naar beneden- of bovenstroomse wateren.
- Onderbouwde plannen maken: ieder land moet elke 6 jaar bij de Europese Commissie plannen indienen met de doelen voor schoon water en de maatregelen om die doelen te bereiken. En die plannen en de uitvoering ook rapporteren aan Brussel.
- Resultaatverplichting: uiterlijk in 2027 moeten alle maatregelen zijn genomen die nodig zijn om de doelen te bereiken. Als een land hierin tekort schiet kan de Europese Commissie een boete opleggen.
De uitgangspunten zijn uitgewerkt in een groot aantal regels, bijvoorbeeld voor vaststellen van doelen en voor de rapportage aan de Europese Commissie. Doel is onder meer te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de Europese landen.
Hoe werkt de KRW?
Ieder land moet elke zes jaar een Stroomgebiedbeheerplan (SGBP) maken voor elk van haar stroomgebieden. In Nederland zijn dat er vier: Rijn, Maas, Schelde en Eems. Om de afstemming werkbaar te houden is het grote stroomgebied Rijn verdeeld in de deelgebieden Rijn-Oost, -West en -Noord. Er is één SGBP Rijndelta, waarvoor de drie deelgebieden inbreng leveren.
Het SGBP geeft onder andere de doelen, huidige toestand, problemen en maatregelen aan voor de wateren in het stroomgebied. In Nederland wordt het SGBP gemaakt in nauwe samenwerking van Rijk, provincies, waterschappen en andere partijen. Doelen en maatregelen worden onderdeel van de waterplannen van waterschappen, provincies en Rijk. Het SGBP geeft ook aan wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verschillende maatregelen.
Een SGBP geldt voor zes jaar. Op dit moment geldt SGBP-2 (periode 2016-2021). SGBP-3 (voor de laatste periode 2022-2027) is in voorbereiding.
Bekijk het Stroomgebiedbeheerplan Rijn 2016-2021
Overzicht toestand van grond- en oppervlaktewater: Waterkwaliteitsportaal
De doelen en maatregelen in het SGBP zijn een bundeling van de plannen die alle waterschappen, provincies, Rijkswaterstaat en het Rijk opstellen om de waterkwaliteit op orde te brengen.
Overzichtspagina met alle plannen in Rijn-Oost
Resultaatverplichting
De KRW is niet vrijblijvend: uiterlijk eind 2027 moeten alle wateren in een goede toestand zijn. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe streng de Europese Commissie die eis zal beoordelen. In elk geval moeten alle maatregelen genomen zijn, gericht op het halen van de doelen. Als het door natuurlijke omstandigheden langer duurt om de doelen te bereiken is een uitzondering mogelijk. Bijvoorbeeld omdat herstel van de ecologie nu eenmaal tijd vraagt.
Als de doelen niet worden gehaald, zal de Commissie de lidstaat hierop aanspreken en kan ze een boete opleggen, bijvoorbeeld als de maatregelen niet zijn uitgevoerd. In het geval van Nederland zal de Commissie dan het Rijk aanspreken. Als blijkt dat een lagere overheid, bijvoorbeeld een waterschap of provincie in gebreke is gebleven kan het Rijk vervolgens (een deel van) de boete op die overheid verhalen. Dat is vastgelegd in de wet Nerpe.
Waterlichamen - oppervlaktewater
De KRW vraagt van alle waterbeheerders om hun wateren zoals beken, meren, plassen, tochten, kanalen en rivieren in te delen in waterlichamen. Kort gezegd zijn waterlichamen grotere wateren, zoals meren en rivieren of wateren waarop een gebied afwatert, zoals beken of kanalen. Voorbeelden van waterlichamen in Rijn-Oost zijn: de Berkel, de Dedemsvaart, de Vecht, de Schuitenbeek en het Ketelmeer/Vossenmeer. Per waterlichaam wordt de chemische en ecologische toestand bepaald en per waterlichaam zijn KRW-doelen vastgesteld die uiterlijk in 2027 gehaald moeten zijn. Om die doelen te halen voeren de waterbeheerders, andere overheden, maar ook boeren, bedrijven en terreinbeheerders maatregelen uit.
Waterlichamen – grondwater
De KRW heeft ook betrekking op het grondwater. Al het grondwater in Rijn-Oost is ingedeeld in drie grote grondwaterlichamen. De doelen voor het grondwater zijn gericht op een goede kwaliteit van het water en op de hoeveelheid grondwater. De onttrekking van grondwater en de aanvulling via neerslag moeten met elkaar in evenwicht zijn. Ook is het de bedoeling dat voor de bereiding van drinkwater uit grondwater geen extra zuivering nodig is.
Brede aanpak: chemie en ecologie
De KRW vraagt zowel aanpak van chemische waterkwaliteit als de ecologische waterkwaliteit. Voor chemie worden de doelen bepaald via normen voor een groot aantal stoffen in het water. Voor de ecologie (de leefomgeving voor vissen, waterplanten en andere waterdieren) zijn vier “biologische parameters” (kenmerken) bepalend:
- vissen (aantal soorten en hoeveelheid);
- waterplanten (macroflora)
- andere waterdiertjes (macrofauna)
- fytoplankton (bijvoorbeeld algen)
Om die biologische kenmerken in orde te krijgen, is het nodig dat de kwaliteit van het water aan bepaalde eisen voldoet, zoals helderheid van het water, zuurgraad en gehalte van stikstof en fosfor (nutriënten).
Volgens de KRW-regels is een water pas in goede toestand als álle afzonderlijke onderdelen in orde zijn. Dit heet “one-out-all-out”. Veel waterlichamen in Rijn-Oost zijn de laatste jaren wel op onderdelen vooruit gegaan (bijvoorbeeld vis of waterdiertjes), maar niet op alle onderdelen. Door het “one-out-all-out” principe is de voortgang niet zichtbaar. Er wordt gewerkt aan andere, aanvullende manieren van rapporteren die de vooruitgang beter in beeld brengt.