Hoofdstuk 14 Militaire landschappen
Het landschap is vooral gevormd door de wijze waarop mensen het land bewerkten, bos aanlegden, veen afgroeven, of gronden ontwaterden. Ook oorlog en defensie hebben sporen nagelaten in het landschap.
De Friese Waterlinie
De oudste restanten van militaire activiteit in het Regionaal Landschap stammen uit Tachtigjarige oorlog. De Friese Waterlinie, ofwel de Linde – Tjonger verdedigingslinie, lag deels in het gebied. Het moerasgebied langs onder andere de Linde functioneerde in de Tachtigjarige Oorlog als natuurlijke barrière. Tien schansen verdedigden oversteekbare plekken en zo konden, na de val van Steenwijk in 1589, de Spanjaarden buiten Friesland worden gehouden. In de eeuw die volgde werd het gebied beter ontwaterd. In het Rampjaar 1672 trok de Münsterse bisschop Bernard van Galen, alias Bommen Berend, op naar Friesland. In allerijl moest de linie worden hersteld, maar inmiddels was het gebied begaanbaar. Door stukken land onder water te zetten, lukte het bevelhebber Van Alva om de Münsterse troepen gedurende een jaar tegen te houden. Later werd de linie meer richting Tjonger verplaatst.
De Bekhofschans, aan de Linde bij Oldeberkoop, ligt in het gebied. De schans is een zogenaamd halfbastion, een vierkant van 22,5 bij 22,5 meter, waaraan stervormige punten, de zogenaamde bastions zijn aangelegd. Landschapsbeheer Friesland en It Fryske Gea hebben de Bekhofschans in 2006 blootgelegd en hebben de toegangspoort weer nagebouwd. Een van de kanonnen van de schans is teruggevonden en staat nu bij de weg naar Oldeberkoop.
Het grondplan van de Bekhofschans.
Landweer
Ten noorden van Zorgvlied ligt op de Drents-Friese grens een landweer. Ook deze greppel en wal hadden waarschijnlijk als doel om in de Tachtigjarige Oorlog Spaanse troepen te hinderen in hun opmars naar het noorden. Maar het is denkbaar dat de landweer al ouder is. Ooit strekte de landweer zich uit van Boijl tot Appelscha. Het nog goed zichtbare deel, ten noordoosten van Zorgvlied, is bijna 400 m lang en wordt regelmatig door vrijwilligers onderhouden.
Flugplatz Steenwijk bij Havelte
Een grote invloed op het landschap had de aanleg van een Duits militair vliegveld in de Tweede Wereldoorlog. Men wilde Fliegerhorst Leeuwarden daarmee ontlasten. In 1942 werd met de aanleg begonnen. In 1944 werkten er tot 5.600 mensen aan het vliegveld, waaronder dwangarbeiders. In dat jaar konden de eerste vliegtuigen opstijgen. Flugplatz Steenwijk besloeg een groot gebied ten noorden van Havelte en Uffelte. Hier lag een landschap van heidevelden, heideontginningen en een overgang naar de veen- en woudontginningen van Wapserveen. Er werd een verharde start- en landingsbaan aangelegd, er kwamen rolbanen, hangars, een kazerne en opstelplaatsen voor vliegtuigen. Voor de aanleg werd een deel van de Havelterberg vergraven en er werden heidegronden geëgaliseerd. Een deel van de woningen en boerderijen van Darp moest worden gesloopt. Het dorp Havelte kreeg nieuwe bebouwing om de arbeidskrachten en de diensten van het vliegveld te huisvesten. De Bauleitung was gevestigd in huize Overcinge, voordat deze werd overgeplaatst naar Meppel. Na de oorlog is er veel gesloopt en opgeruimd. Toch tekenen zich in de heide nog plattegronden af van vroegere gebouwen. Vele bomkraters herinneren aan de herhaalde geallieerde bombardementen op het vliegveld. Wegen en fietspaden door de bossen hebben soms een oorsprong als start- of rolbaan. Darp werd opnieuw opgebouwd, niet meer in de vorm van verspreid liggende huizen of boerderijen, maar als geconcentreerde landarbeiderskern.
Voormalige rolbaan op de Havelterberg. Foto Steven van der Veen, RAAP.
Onderduikersholen
De afgelegen bossen, die als ze uit relatief jong naaldhout bestonden, ook heel dicht konden zijn, waren in de oorlog goede schuilplekken. Er zijn in het gebied verschillende onderduikersholen gebouwd, waaronder die in het Dieverderzand (nu Berkheuvel). Het hol werd de Wigwam genoemd. Na de bevrijding is het hol herbouwd en bleef het onderhouden, waardoor het nu nog steeds is te zien.
Het onderduikershol in het Dieverderzand. Foto Overland 358.
Frieslandriegel
Na de geallieerde invasie in Normandië in juni 1944 besloten de Duitsers de Frieslandriegel aan te leggen. Deze verdedigingslinie moest voorkomen dat geallieerde troepen via Noord-Nederland naar het oosten konden trekken. Tussen Meppel en Assen liep de linie langs de Drentse Hoofdvaart. Er werden tankgrachten en loopgraven aangelegd, die soms nog in het reliëf zichtbaar zijn, zoals in het Leggelderveld.
De laagte van de vroegere tankgracht, onderdeel van de Frieslandriegel, in het Leggelderveld. Foto Overland 247.
De Johannes Postkazerne en Amerikaanse basis
Bij het vliegveld Havelte hadden de Duitsers een groot gebied geschikt gemaakt voor legeroefeningen door bomen te rooien en water af te voeren. Dit gebied was na de oorlog geschikt als oefenterrein voor het Nederlandse Leger, dat in verband met de Koude Oorlog overal in Nederland naar oefenterreinen zocht. Met name heide- en stuifzandgebieden waren daar geschikt voor. Er werd een kazerne gebouwd, die de Johannes Postkazerne ging heten. Bij de kazerne horen twee grote oefenterreinen Havelte-Oost en Havelte-West. Havelte-West werd aangelegd op al deels vastgelegd en bebost stuifzand. Havelte-Oost op heide en deels ook op landbouwgrond van de veen- en woudontginning van Kallenkote. De strokenstructuur is nog deels in het gebied herkenbaar. Op de Havelterberg kwam ook een Amerikaanse basis, bij het dorp Darp. Het was een van de plekken in Nederland waar (waarschijnlijk) kernwapens waren opgeslagen. Dat leidde in de jaren ’80 tot vredesdemonstraties. Een van de betonnen bewakingstorens is behouden en in 2019 gerestaureerd.
Werkkampen
Al voor de oorlog lagen in het gebied verschillende werkkampen waar arbeiders waren gehuisvest die werkten aan ontginning en bebossing van heide en stuifzand (zie hoofdstukken 11, 12 en 13). Dat gebeurde vaak in het kader van de werkverschaffing. In de oorlog werden deze projecten voortgezet en gebruikten de Duitsers ook dwangarbeiders die in de kampen werden gehuisvest. Zo waren er in de huidige gemeente Westerveld drie werkkampen, waar ook Joden werden geplaatst: Vledder, Diever A en B. Ze maakten deel uit van zo’n 50 werkkampen, verspreid over heel Nederland met als doel Joodse mannen te isoleren van hun gezinnen in het westen. In januari 1942 arriveerden de eerste mannen. Ze spitten en groeven sloten en greppels. Op 2 oktober van dat jaar werden alle kampen ontruimd en werd iedereen overgebracht naar kamp Westerbork. Van daar af werden de Joden op transport gezet naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor. De kampen in de gemeente Westerveld deden na de oorlog nog dienst voor de opvang van verschillende groepen, maar de meeste werden in de jaren 1980 gesloopt. In Vledder geeft het Kijkdoosmuseum, gevestigd in een voormalige barak van een werkkamp, inzicht in de geschiedenis van de Joodse werkkampen.
Op de stuwwal van Havelte liggen vele bomkraters. Door de onderliggende dichte leem blijft er water in staan. Ze bieden leefruimte voor amfibieën. Foto Overland
Op meer plaatsen in de Drentse bossen zijn militaire sporen te vinden. Paden in boswachterij Ruinen zijn verhard met puin van de bombardementen van Arnhem in de Tweede Wereldoorlog. Ook staat er nog steeds een luchtafweertoren uit de tijd van de Koude Oorlog; tegenwoordig is dit een provinciaal monument. Foto Hans Dekker.