Cultuurhistorie


Het veengebied wordt gekenmerkt door grote transformaties. Het is een man-made landschap dat letterlijk verschillende keren op de schop is geweest. Het gebied kent een traditie van vernieuwing. Oude ontginningen zijn niet zelden uitgepoetst door nieuwe ontginningsslagen. Het is een (van oudsher) dynamisch landschap waar de ruimte is benut voor nieuwe (grootschalige) initiatieven en experimenten. Toch lag het veengebied in Zuidoost-Drenthe er tot halverwege de negentiende eeuw grotendeels onaangetast bij. Al enkele decennia werden er weliswaar plannen gemaakt om dit veen te bereiken en aan snee te brengen maar tot daden was het nog niet gekomen. Na 1850 werd echter het Oranjekanaal gegraven, de Hoogeveensche Vaart verlengd en het gebied ontgonnen. De huidige structuur is vooral bepaald in de twintigste eeuw. Behalve de grootschalige strakke hoogveenontginningen op het Bourtangermoor heeft het gebied in het zuiden langs de grens met Duitsland nog oudere onregelmatige kleinschalige randveenontginningen langs het Schoonebekerdiep. Dit gebied is vanaf de dertiende eeuw in cultuur gebracht. Ten noorden van het Schoonebekerdiep, op een reeks zandruggen, ligt een lint van wegdorpen, ontstaan binnen de randveenontginningen. Het landschap toont de kenmerkende, diepe strokenverkaveling, waarbij in dit gebied de afstand tussen de weide en boerderij zo groot is, dat midden in het landschap tal van zogenaamde booën zijn gebouwd. Het dorp Schoonebeek heeft een aparte ontwikkeling doorgemaakt door de activiteiten rondom de aardoliewinning.

De systematische turfwinning van het hoogveengebied is pas aan het eind van de negentiende eeuw in gang gezet en tot ver na 1945 doorgegaan. Vanuit drie hoofdrichtingen is het veen vergraven: vanuit het noordwesten met het Oranjekanaal, vanuit het westen met het doortrekken van de Verlengde Hoogeveensche Vaart, en vanuit het noorden door een aftakking vanuit het Groninger Stadskanaal. De meervoudige richting van de hoofdkanalen vertakt zich nog verder in vele kleinere wijken en vaarten. In het landschap zijn deze verschillende ontginningen nog steeds goed zichtbaar in de verspringende kavelrichtingen. In het gebied ligt nog een van oorsprong oude randveenontginning rond Roswinkel. Het gebied Weerdingervenen is als zelfstandige ‘mond' op het -verlengde -Stadskanaal gegraven, vanuit een aparte overeenkomst met de stad Groningen met een eigen richting van blokverkaveling. Het Amsterdamscheveld en het Bargerveen laten samen de verschillende fasen in de machinale veenontginning zien. Terwijl de afgraving van het veen nog volop in bedrijf is, vindt een economische omslag plaats door de opkomst van de goedkopere steenkool. Door het snelle verval van de turfwinning en de economische malaise wordt de afgraving van het Bargerveen stilgezet en krijgt het gebied na de Tweede Wereldoorlog Marshallhulp waarbij nieuwe industrieën zoals glastuinbouw opgezet worden.