Stengelloze sleutelbloem terug in het Drentse landschap?


Ooit, zo wil de overlevering, kleurden delen van het landschap rond de Drentsche Aa lichtgeel van de stengelloze sleutelbloem. Op het station van Assen zouden de planten voor een paar kwartjes te koop zijn geweest. Door ruilverkaveling, schaalvergroting en intensivering van de landbouw én omdat mensen de planten graag mee naar huis namen, is ‘ie bijna verdwenen. Bijna, want een groep vrijwilligers, beheerders en wetenschappers doet uit liefde voor de typische Drentse plant een ultieme poging een levensvatbare populatie te creëren.

De stengelloze sleutelbloem groeit laag bij de grond, heeft een fraaie zachtgele kleur met een donkergeel hart en een diepgroen blad. “Wat ik vooral zo bijzonder vind is dat deze plant al bloeit in maart, voordat de bomen bladeren hebben”, zo verklaart vrijwilliger Annie Vos haar liefde voor de Primula vulgaris. “Het is dus een echte voorjaarsplant. Hij groeit op grazige plaatsen, langs houtwallen en greppelkanten van beekjes.”

De plant houdt dus van het ‘oude’ landschap, dat langzamerhand steeds schaarser is geworden. Daardoor is de stengelloze sleutelbloem nog maar op drie plekken in de provincie te vinden: bij Gasteren, in Geelbroek, en bij Eldersloo. Vos is bestuurslid van Werkgroep Florakartering Drenthe, dat populaties wilde planten in beeld brengt. Ze leidt rond in het beeklandschap van de Drentsche Aa bij Gasteren om de bloem te laten zien. Specifieker dan deze plaatsomschrijving moeten we niet worden, vertelt Vos. De reden: te veel belangstelling kan een gevaar betekenen voor het voortbestaan.

Herstelplan

Vos wijkt van een wandelpad af, en loopt richting een met bomen begroeide lage wal waar, verspreid over een paar vierkante meter, de fraaie lichtgele planten nog volop bloeien. Voorzichtig wijst ze op een – voor de leek moeilijk waar te nemen – onderscheid tussen Stengelloze sleutelbloemen: “Je hebt bloemen met een lange stijl met de helmhokjes (waar het stuifmeel in zit) onderin en bloemen met een korte stijl, met de helmhokjes bovenin. Er moet voor een goede kruisbestuiving een goede verdeling tussen deze twee variaties zijn.”

Van zo’n natuurlijke kruisbestuiving is nu geen sprake, want de afstand tussen de resterende populaties is te groot voor insecten om te overbruggen. Om daar verandering in te brengen is op initiatief en met financiële steun van de provincie Drenthe een herstelplan opgetuigd. In de uitvoering daarvan trekken Vos’ werkgroep, Staatsbosbeheer, Science4Nature (een stichting die zich richt op herstel en behoud van soorten) en de provincie Drenthe samen op. Om zaad te produceren én de genetische diversiteit te verkrijgen, zijn de planten met hulp van Science4Nature gekruist en opgekweekt. Zo’n vijftigduizend zaden zijn op tien locaties uitgezaaid. “Het doel is dat je ‘stepping stones’ krijgt tussen de verschillende locaties zodat populaties dichter bij elkaar komen te liggen en daardoor beter bereikbaar zijn voor insecten die de diverse populaties bestuiven”, vertelt Vos.

Veeleisend

De herintroductie is niet op elke plek een succes, want de plant stelt nogal wat eisen aan zijn habitat: de bodem moet liefst rul zijn, met wormen erin, ‘s winters moet de grond nat zijn en zomers droog. En er moet altijd goed beheer en voldoende luchtvochtigheid zijn. Het goede nieuws is dat in Geelbroek een groot herinrichtingstraject van start gaat. Dat biedt kansen voor de stengelloze sleutelbloem, die een belangrijke plaats inneemt bij de herinrichting. Want strikt behoud van wat er nog over is, is essentieel voor duurzaam herstel in de nabije toekomst.

De bestaande populaties, zoals bij Gasteren, zijn versterkt doordat vrijwilligers als Vos handmatig voor vermeerdering hebben gezorgd. Deze vrijwilligers hebben dus - heel toepasselijk - en sleutelrol in het welslagen van het herstelproject. Hun persoonlijke aandacht is een vereiste, te meer omdat vooral brandnetels en bramen, die dankzij bij hoge concentraties stikstof alom aanwezig zijn, verwijderd moeten worden om de plant ruimte te geven. Tegelijkertijd is een beetje beschutting ook niet verkeerd. Vos: “Ik heb met eigen ogen gezien dat er grazende koeien voorbijkwamen en dan was het: hap slik weg. Daarom is het goed dat we nu meerdere locaties hebben, zodat we de plant hopelijk wat zelfredzamer wordt, en niet helemaal van onze hulp afhankelijk is.”