Samenvatting Quickscan ecologie

Inleiding

Voor het gebied Roodzanden is het schetsontwerp opgesteld. Dit wordt nu verder uitgewerkt naar een concept-inrichtingsplan. Hiervoor zijn een aantal onderzoeken nodig, waaronder een quickscan ecologie.

Diverse natuurwaarden zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming. Vanuit de Wet natuurbescherming is het verplicht om de beoogde maatregelen te toetsen aan de beschermde natuurwaarden, vóórdat de uitvoering mag starten. Natuurherstelmaatregelen die noodzakelijk zijn voor het behoud van Natura 2000-doelen zijn in de wet vrijgesteld van vergunningplicht. Wel geldt een onderzoeksplicht, zodat mogelijke effecten duidelijk worden en een werkwijze wordt bepaald die schade aan beschermde natuurwaarden voorkomen. Dit is uitgewerkt in de quickscan.

De quickscan is in 2021 uitgevoerd. In de quickscan is bepaald welke beschermde natuurwaarden aanwezig zijn of te verwachten zijn in vier projectgebieden in de Drentsche Aa. Roodzanden is één van die uitvoeringsprojecten. Vervolgens is bepaald welke effecten op beschermde natuurwaarden kunnen ontstaan en hoe negatieve effecten vermeden kunnen worden. Deze werkwijze is beschreven in het ecologisch werkprotocol (H6). De resultaten van de quickscan worden ook gebruikt voor het te maken inrichtingsplan. Door dit te doen kunnen belangrijke leefgebieden goed ingepast worden.

Het volledige rapport kunt u hier lezen. (pdf, 28 MB)

Resultaten

De volgende beschermde natuurwaarden komen in en rond Roodzanden voor, waarmee rekening moet worden gehouden:

  • habitattypen: stuifzandheiden met struikhei, hoogveenbossen, vochtige heiden (hogere zandgronden), droge heiden, heischrale graslanden, blauwgraslanden en overgangs- en trilvenen.
  • habitatrichtlijnsoorten: kleine modderkruiper, rivierprik (in de beek).
  • vleermuizen (verblijfplaatsen in boomholten en foerageergebied)
  • das (burcht en foerageergebied)
  • grote bosmuis
  • boommarter
  • eekhoorn
  • diverse broedvogels
  • levendbarende hagedis, adder en hazelworm
  • grote vos, kommavlinder en zilveren maan
  • diverse algemene kleine zoogdieren, amfibieën

Op de bijbehorende kaart (zie ook Bijlage 1 van het rapport) zijn de ecologische aandachtspunten weergegeven, waarmee rekening moet worden gehouden in de planvorming en tijdens de uitvoering.

Uit de quickscan volgt dat alleen tijdens de uitvoering van natuurherstelmaatregelen, zonder rekening te houden met het ecologisch werkprotocol, negatieve effecten niet volledig zijn te vermijden. Na afronding van de werkzaamheden treden geen negatieve effecten meer op. Na afronding van de natuurherstelmaatregelen is het projectgebied op termijn beter geschikt voor de soorten, vanwege de kwaliteitsimpuls van de voorgenomen inrichtingsmaatregelen (positieve effecten).

In paragraaf 6.3 is het ecologisch werkprotocol uitgewerkt. Het protocol geeft aan hoe tijdens de uitvoering gewerkt moet worden om beschermde soorten te ontzien en te beschermen. Het voorkomen van schade tijdens de uitvoering kan bijvoorbeeld door op bepaalde locaties niet te werken, bomen met holten te behouden of door niet te werken in kwetsbare perioden. Verder zijn voorschriften voor de aannemer opgenomen, zoals het bijhouden van een logboek en het inschakelen van ecologische begeleiding. Vlak voorafgaand aan de uitvoering checkt de ecologische begeleiding waar beschermde soorten aanwezig zijn en geeft dan aan in welke delen gewerkt mag worden (liefst zo kort mogelijk en aaneengesloten) en welke delen niet.

Conclusies

  • De voorgenomen maatregelen in het schetsontwerp dragen bij aan het behoud van en de uitbreiding van de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied.
  • Met het ecologisch werkprotocol worden negatieve effecten op beschermde soorten tot een minimum beperkt en aan de zorgplicht voldaan.
  • Door te werken volgens het ecologisch werkprotocol zijn de natuurherstelwerkzaamheden vrijgesteld van de vergunningsplicht uit de Wet natuurbescherming. Ook wordt zo invulling gegeven aan de zorgplicht van de Wet natuurbescherming.
  • Bij de planvorming moet rekening worden gehouden met de aanbevelingen uit de quickscan. Te denken valt aan bomen met holtes (verblijfsplaats van vleermuizen) die niet gekapt mogen worden.
  • De uitvoering van de inrichtingsmaatregelen moet plaatsvinden onder begeleiding van een ecologisch toezichthouder. Deze ziet toe op het goed uitvoeren conform het ecologisch werkprotocol.
  • Zodra de inrichtingsmaatregelen concreet zijn, moet worden bekeken of aanpassingen nodig zijn van de quickscan en het ecologisch werkprotocol (actualisatie van het rapport).