Samen op de bres voor het oranje zandoogje


Het oranje zandoogje is een boerenlandvlinder die zich van oudsher thuisvoelt in Drenthe. Maar zoals voor meer soorten geldt, is er de laatste decennia sprake van een ernstige achteruitgang in aantallen. Om het tij te keren, investeert de provincie samen met een groot aantal partners in de verbetering van de leefomgeving van de vlinders. Zo komt het oranje zandoogje hopelijk symbool te staan voor een succesvol landschapsbeheer in Drenthe.

Kort vóór de zomer ging Stefan Pronk van Landschapsbeheer Drenthe op struinsafari door het Dwingelderveld, samen met een vriend die alles van rupsen weet. Onder het motto: als je de kansen van het oranje zandoogje wil vergroten, dan zul je het rupsenstadium moeten onderzoeken. “Als je weet hoe en waar de rups leeft kun je het beheer van die gebieden daarop aanpassen”, legt Pronk uit.

Ze moesten héél goed zoeken, maar uiteindelijk vonden de twee mannen rupsen in een pol van het pijpenstrootje. Pronk: “Dat is een dichte pol en de rups daarin was echt moeilijk te vinden. Ik durf wel te spreken van een unieke vondst.”

Dat ze rupsen op het Dwingelderveld vonden is niet verrassend. Het beschermde natuurgebied biedt een grotere overlevingskans voor het oranje zandoogje, hoewel dat niet het enige natuurlijke habitat is van deze vlinder.

Het oranje zandoogje houdt van oorsprong namelijk ook van het boerenland, maar dat is door de intensivering te steriel geworden voor de vlinder. Ze wijken daarom uit naar kruidenrijke hoekjes, bosranden en bermen. Maar ook daar dienen zich problemen aan, vertelt Pronk: “Bermen worden te vaak gemaaid, blijft het maaisel liggen en verrommelt de plantengroei. Daardoor ontbreken de ruigere stukjes waar de rups zich ook in de winter kan verstoppen.”

Weggemaaid en opgezogen

“De vlinderwerkgroep Drenthe heeft becijferd dat er sprake is van een achteruitgang van ten minste 50 procent in het aantal ‘vliegplaatsen’ van het oranje zandoogje in Drenthe in de afgelopen 30 jaar. Wat ook meespeelt, is dat de vlinder naast voldoende bloeiende planten om te voorzien in hun nectarbehoefte, ook afhankelijk is van de aanwezigheid van de juiste ‘waardplanten’. Dat zijn de planten waarop hij zijn eitjes afzet. Voor het Oranje zandoogje zijn dat verschillende grassoorten. De rupsen eten van deze grassen en gebruiken de graspollen in de wintermaanden daarnaast als schuilplek. Ook die planten worden te vaak weggemaaid en opgezogen.”

“Wat dus nodig is”, vervolgt Pronk, “is gefaseerd beheer; plekken waar niet of minder gemaaid wordt, zodat er kleine ruige plekjes ontstaan en planten tot bloei kunnen komen. Het heeft soms met bewustwording bij de beheerders te maken, maar daarnaast is ook financiering regelmatig een knelpunt voor beheerders om optimaal ‘vlinderbeheer’ toe te kunnen passen.”

Bermberaad

Om te zorgen dat het beheer van groengebieden, zoals bermen en waterkanten verbetert, hebben een groot aantal partijen – denk aan gemeenten, waterschappen en allerlei belangen- en deskundigenorganisaties –  onder regie van de provincie Drenthe, de handen ineen geslagen in het zogeheten Bermberaad. Drentse vrijwilligers krijgen de kans om als ‘bermscouts’ kennis op te doen over bermplanten en monitoring van bermen. En er worden initiatieven ontplooid om te komen tot ‘bloeiende bermen’ en ‘bloeiend boerenland’.

Het is nog te vroeg om te zeggen of dit Bermberaad zijn vruchten afwerpt, zegt Pronk. “Op basis van de tellingen van de Drentse vlinderwerkgroep kunnen we niet zeggen dat de negatieve tendens is gekeerd. Bermen zijn ook maar een fractie van het hele leefgebied. Vroeger vond je de vlinders op het hele boerenland. Het is mooi dat er wordt ingezet op akkerranden, maar er is nog veel meer behoefte aan kruidenrijk en bloemrijk grasland.”

“Er zijn overigens niet alleen veranderingen in het agrarische landschap nodig. Ook in dorpen en steden kunnen mensen iets doen; laat kruidenrijke hoekjes in je tuin ontstaan en haal niet alles weg als het najaar aanbreekt. Je mag sommige stukken echt wel laten verwilderen, daar heeft ook het oranje zandoogje wat aan.”

Het oranje zandoogje vind je in twee gescheiden gedeelten van Nederland; in het noordoosten, waaronder Drenthe, en in het zuiden, in Noord-Limburg en Noord-Brabant. Pronk: “Daartussen vind je de vlinder bijna niet. Hoe dat komt weten we niet goed; de natuur is complex.”

De ambassadeur

Gedeputeerde Henk Jumelet, met natuur en landschap in zijn portefeuille, is enkele jaren geleden gevraagd om ambassadeur te worden van het oranje zandoogje. Hij aanvaardde dit symbolische ambassadeurschap met graagte. “Dit staat, simpel gezegd, voor het goed zorgen voor onze natuur”, vertelt Jumelet. “Biodiversiteit is per definitie een groot thema binnen mijn portefeuille. Wij hebben ons dan ook als eerste verbonden aan het Deltaplan biodiversiteitsherstel (een platform waarin natuurorganisaties, boeren, burgers, wetenschappers, banken, overheden en bedrijven zich samen inzetten voor biodiversiteitsherstel). Het grote spanningsveld is natuurlijk: hoe verhoudt zich het landschapsgebruik tot biodiversiteit? Biodiversiteit is voor de één een levensmotto en voor de ander een sta-in-de-weg. Tegelijkertijd zien we dat 350 boeren in Drenthe die een productiebedrijf runnen, verantwoordelijk zijn voor het agrarisch natuurbeheer van maar liefst 2225 hectare grond. Dat willen we graag nog verder uitbreiden. We constateren in onze natuurvisie dat het beschermen van de natuurgebieden steeds beter gaat. Maar juist de natuur daarbuiten behoeft meer aandacht.

Het is (mede) aan ons als provincie om bijvoorbeeld boeren financieel te compenseren zodat ze hun landbouwgrond natuurvriendelijker kunnen beheren. In het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid vanaf 2023 komen dan ook nog meer stimulansen voor boeren om hun grond ecologischer te beheren.”

Tot slot sluit Jumelet zich aan bij de woorden van Stefan Pronk: “Het zou goed zijn als mensen in hun directe leefomgeving zorgen voor meer en gevarieerd groen. Doe mee met ‘tegelwippen’; stenen uit de tuin en groen erin. Dat is belangrijk, want de natuur houdt niet op bij de grenzen van het Natuur Netwerk Nederland (sinds 2013 de naam van de ecologische hoofdstructuur van Nederland); natuur begint in je achtertuin.”